| ||||||||||||||||||||||||||||||||
De tuimelaars komen in alle tropische en gematigde wateren voor, van de kust tot in de diepe oceaan, doordat ze zich zo gemakkelijk aan omstandigheden aanpassen. Buiten de tropische gebieden komen ze vaak aan de kust voor en in de open oceaan. Over het algemeen komen ze niet in even diepe wateren voor als de gewone dolfijn, nooit meer dan 800 km van de kust af. Het blijkt uit onderzoek dat tuimelaars niet ver reizen en ‘thuisgebieden’ hebben. Uit een onderzoek die gevoerd werd in Aransas in Texas, door een cetoloog, bleek dat een groep van tussen de 48 en 164 tuimelaars het gehele jaar op dezelfde plek bleven. Caldwill en Shane hebben gesuggereerd dat deze dolfijnen 2 thuisgebieden hebben met een reisgebied van ongeveer 10 km daartussen, waardoor er een immobiel en hoge bevolkingsdruk ontstaat. Er zijn twee typen tuimelaars: een aflandig soort, zelfs van eilandkusten in de open oceaan, en een kust soort, die iets slanker is. Beide typen hebben beperkte leefgebieden die elkaar overlappen. Het aflandige type reist in bepaalde seizoenen, misschien doordat er dan op ze geroofd wordt. Het aflandige type heeft een hoger gehalte aan hemoglobine en rode bloedcellen. Doordat ze in gevangenschap gekruist gefokt worden met intermediaire dolfijnen als resultaat blijkt dat ze basaal een zelfde genetische structuur hebben. Het blijkt dat een grotere aanmaak van rode bloedcellen het gevolg is van veel duiken, maar nog meer bij het aflandige type. In een gebied aan de Pacifische kust leeft een groep gemengde groep in het wild. De kustvariant leeft in riviermonden, baaien, en bijna alle ondiepe wateren. Soms worden ze in rivieren gezien, al is dit meestal per ongeluk. Ze zwemmen vaak in passages tussen de open oceaan en de baaien en gebruiken deze om in de produktieve ondiepe wateren te komen. In de laatste jaren is het bereik van de kustvariant naar het noorden verschoven. Waarom weten we niet precies, maar waarschijnlijk heeft dit te maken met veranderingen van de omgevingen. Tijdens en sinds de sterke El Nino tussen 1982 en 1983 kwamen er tuimelaars in de Monterey Bay, wat meer dan 600 km boven hun normale omgeving zit.
Het is verwonderlijk dat er zo weinig bevolkingsschattingen naar de tuimelaars zijn gemaakt. De schattingen die zijn gemaakt beperken zich tot kleine gebieden, zoals bij Sarasota, Florida, waar 100 dolfijnen gesignaleerd werden over een bereik van 40 km (dit werd geschreven in 1970 en lijkt niet veranderd te zijn). De bevolking in Cape Hatteras, bij North Carolina is ongeveer 17.000 volgens een dossier uit 1800. Maar er is ook bewijs van vermindering, en er wordt kritiek geleverd op deze schattingen omdat ze niet rekening houden met de visserij in de Cape Hattery, waar de bevolking uitgebuit wordt. Sommige mensen beweren dat de bemoeienis van mensen invloed heeft op de plaatselijke bevolkingen, maar dit is moeilijk te bewijzen. Maar er is wel interessante informatie uit voortgekomen. Een voorbeeld is dat er in de jaren ‘60 tuimelaars in de baai van San Diego zaten en vervolgens 10 jaar lang wegbleven, toen ook de vervuiling groot was in dit water, wat na 10 jaar verbeterde. er zijn ook geruchten over bevolkingsvermindering in de Noordzee en de Baltische Zee.
Ondanks dat deze dolfijn zo bekend en populair is, is hij moeilijk te zien op zee. Dit komt doordat hij zijn hoofd nauwelijks boven water houdt en weinig kunstjes doet. De tuimelaar is een van de grootste dolfijnen, hij kan wel 4 meter lang worden en een lichaamsgewicht hebben van 650 kg. De gemiddelde is rond de 2 meter, de mannetjes zijn iets groter dan de vrouwtjes.. Ze zijn vrij zwaar gebouwd. Pasgeboren tuimelaars zijn ze tussen de 1.84 en 1.22 meter. Seksuele volwassenheid komt bij 11-12 jaar, en ze leven tot 20-25. Sommigen worden 40-50 jaar oud.
De rugvin is hoog, met een brede basis en een gekromde top. De onderkaak beschermt tot voorbij de bovenkaak, en dit geeft ze een agressieve indruk. De Engelse naam ‘bottlenose dolphin’ komt van de snuit, die kort en stomp is. De vorm van de mond lijkt op een constante glimlach. Er zitten 23-25 paar tanden per kaak en variëren van scherp tot stomp, konisch bij de jongen en afgesleten bij de volwassenen. De zwemvliezen zijn lang, donker en smal, met puntige toppen en een brede basis. De staartvinnen hebben afdalende randen met een streepje in het midden, net als bij de meeste dolfijnen. De nek is soepel voor een dolfijn. In tegenstelling tot de oceaandolfijnen zijn de 5 van de 7 wervels niet aan elkaar gegroeid, zodat de tuimelaar zijn nek helemaal om kan buigen. Tuimelaars zijn zilverachtig tot paarsgrijs tot donkergrijs van kleur. De meesten zijn donkerder aan de bovenkant. Vaak is er een duidelijke scheiding tussen de kleuren van de rug- en buikzijde. Sommige volwassenen hebben kleine vlekjes, en sommigen zijn helemaal wit. Een witte tuimelaar die gevangen werd bij South Carolina is "Carolina Snowball" genoemd. Sommigen hebben strepen of ringen bij of om de ogen, en sommigen hebben lijnen van het spuitgat naar boven lopend. In sommige gebieden worden tuimelaars verward met andere soorten. Jonge Atlantische gevlekte hebben geen vlekken, en lijken dus vaak op tuimelaars als ze in volwassen groepen meezwemmen, waardoor er foute rapportages gemaakt worden over ‘gemengde scholen’. Ze worden ook verward met de Guiana dolfijnen, die kleiner zijn.
Het meeste onderzoek hiernaar is gedaan met tuimelaars in gevangenschap. Dit kan dus invloed hebben gehad op hun gedrag en de indruk die ze maken. Er bestaan geen succesvolle rapportages over hun dagritme, vanwege gebrek aan licht- en seizoenfaktoren. Tuimelaars springen terwijl ze zwemmen. Ze maken schijnbaar ook graag salto’s. Volwassen tuimelaars, vooral de vrouwtjes, helpen gewonde dolfijnen door ze naar het oppervlak te brengen en ze te helpen ademhalen.
Tuimelaars stranden individueel, niet vaak in groepen. In de Verenigde Staten stranden ze het meest, maar ze zijn ook de meest voorkomende kustdolfijnsoort daar. Waarschijnlijk stranden ze niet in groepen tegelijk omdat ze zo bekend zijn met de gevaren van de baaien, en daardoor de anderen niet proberen te redden. Over de tijd zijn er veel verhalen geweest van dolfijn die zwemmers geholpen hebben, door bijvoorbeeld haaien weg te drijven of ze te redden van verdrinking. Er is geen bewijs hiervan. Omdat dolfijnen en haaien hetzelfde eten bevinden ze zich vaak in dezelfde gebieden. Het zijn geen natuurlijke vijanden, maar de dolfijnen in Marine Land Florida waren erg bang voor de ‘sandbar shark’ en een tijgerhaai die in dezelfde tank geplaatst werden. Na 20 minuten waren ze aan elkaar gewend. De verhalen dat dolfijn verdrinkende mensen zouden hebben gered is waarschijnlijk ook niet waar. Allereerst zou de dolfijn moeten weten dat de betreffende mens in gevaar was. Waarschijnlijk lijkt het voor dolfijnen altijd of mensen in gevaar zijn in het water. Dan zou hij de mens naar de kust moeten duwen, maar zijn eerste instinct zou zijn om juist ver van de kust af te zwemmen. Men vermoedt dat ze hier niet intelligent genoeg voor zijn.
De kust-variant laten een onderverdeling zien in groepen binnen de groep, gebaseerd op leeftijd en sekse. Volwassen - en jongere mannetjes ziet men niet samen in dezelfde groep, maar de jongere mannetjes zwemmen vaak in groepen met en of twee volwassen vrouwtjes. Vrouwtjes met jongen hebben ook de neiging om samen te zwemmen, hierin zijn vaak geen verschillen tussen leeftijd en sekse. Vrouwtjes-groepen ziet men in de meest produktieve gebieden van het territorium van de groep. Mannetjes begeven zich verder van de groep naarmate ze ouder worden, waar ze zich bij andere groepen voegen. De kust-variant kan variëren van twee tot achttien, en groepen van meer dan tweehonderd komen alleen voor in wateren waar een grote overvloed aan voedsel is. De aflandige groepen kunnen vormen aannemen van meer dan vijfhonderd. De groepen in de Europese wateren zijn over het algemeen zeer klein; de normale grote is tussen een en vijf. Uit observaties van groepen in gevangenschap blijkt dat er sprake is van een duidelijke sociale structuur, vooral tijdens de paringstijd. In 1951 is in Florida uit een onderzoek van 12 tuimelaars in gevangenschap gebleken dat er wel een organisatie binnen de groep was, maar deze was niet zo sterk als bij andere dieren. De grootste mannelijke tuimelaar bleek de meest dominante te zijn. Hij zwom altijd alleen, behalve tijdens de lente maanden, wanneer hij met een van de volwassen vrouwtjes zwom. Waarschijnlijk heeft toen bevruchting plaatsgevonden. Het vrouwtje gedroeg zich ondergeschikt en verliet alleen zijn zijde als ze ging eten, en kwam direct terug als hij klaagde. In Sarasota is tussen 1970 en 1971 het grootste onderzoek gedaan van de tuimelaar, en wederom tussen 1975 eb 1978. Het onderzoek werd gedaan in een gebied ter grootte van 85 m2. Er werden gedurende deze periode 3000 dolfijnen gesignaleerd in groepen variërend van 4 tot 40. De territoria verschilden per groep in grootte. De vrouwtjes met jongen beschikten over het algemeen over de grootste territoria, en de vrouwtjes zonder jongen de twee na grootsten. De jongere vrouwtjes en de volwassen mannetjes hadden de kleinste territoria, en deze lagen uitsluitend in het noorden, tussen de Sarasota Pass en de Palma Sola Baai. De meeste jongere mannetjes kwamen niet bij volwassen mannetjes in de buurt. De studie duurde lang, maar de observaties waren moeizaam, en hypothesen vaag.
In de lente- en herfstmaanden wordt het meest gepaard. De zwangerschap duurt ongeveer 12 maanden. Na de geboorte blijven de jongen 4 maanden bij de moeder, waarna ze deze verlaten en vervolgens dagenlang achter elkaar fluiten. Er worden als snel tekenen van communicatie mogelijkheden getroffen bij de jongen. De band tussen koppeltjes is hecht. In een geval weigerde een vrouwtje te eten of te spelen totdat ze weer met het mannetje verenigd werd. Tuimelaars hebben een sterke paringsdrang, en het gevolg hiervan is dat er veel kruisingen plaatsvinden. Alle kruisingen van cetaceeen zijn tot stand gekomen met tuimelaars. In 1971 is er een dolfijn geboren van een kruising tussen een tuimelaar en een ruwe tanddolfijn, en in Japan, op 29 september in 1978 is er een dolfijn geboren van een tuimelaar en een gramper. In 1988, ook in Japan, werd een dolfijn geboren van een tuimelaar en een walvis.
Tuimelaars eten een variatie van kleine organismen zoals inktvis, alen, vissen; alles wat ze kunnen vangen. Soms proberen ze haaien te eten maar dat gaat moeilijk en een tuimelaar is erdoor gestikt. Normaal gesproken slikken ze hun prooi in 1 keer door, maar sommigen onthoofden de prooi eerst. De tanden van tuimelaars zijn vaak versleten doordat ze zo vaak vissen doorbijten voordat ze ze doorslikken. Ze voeden in allerlei diepten, van aan het wateroppervlak tot 90 meter diep. In gevangenschap eten ze rond de 6-7 kilo vis per dag, afhankelijk van de voortplanting en de watertempertuur. De groepen zijn vaak georganiseerd op basis van het voedingspatroon. In ondiepe wateren gaan ze meestal alleen op jacht, en in diepe wateren vaker in groepsverband. Ze werken ook samen als ze roven. Het voedingsgedrag wordt gekenmerkt door waar ze leven. In sommige gebieden is het voedingspatroon aangepast aan de voordelen van menselijke activiteiten. Tuimelaars eten de resten van de visvangst en de vissen die door boten worden aangetrokken. Dit geeft conflicten met de vissers en leidt vaak tot verstrikking in de netten, wat vaak een dodelijke afloop heeft. In veel gebieden, zoals bij Mauretanie vissen mensen en dolfijnen weer in samen met elkaar. De tuimelaars drijven de vissen de netten in, en eten degene die proberen te ontsnappen. Saayman, Taylor en Bower hebben een van de weinige studies gedaan van dolfijnen in het wild. Er werden scholen gezien van 500, die weer onderverdeeld waren in kleinere groepjes varierend van 25 tot 50. De hele kudde kwam bij elkaar om samen voedsel te vangen. De dolfijnen zwommen snel en springend, wat soms een enorm lawaai gaf. Tijdens de jacht werden er verschillende aanvalstechnieken gesignaleerd, sommige daarvan speels en onnodig aggressief.
Tuimelaars maken geluiden zoals kaakklappen, fluiten, tandknarsen, miauwen, blaffen en janken. iedere heeft een eigen fluitje. Een goed getrainde dolfijn kan een fluitje in minder dan een halve seconde herkennen. Meestal zijn deze geluiden van sociale aard; communicatie komt tot stand door een combinatie van geluid, lichaamsbeweging, subtiel contact en chemische signalen. Ze kunnen zowel in de lucht als in het water geluiden maken. De vocalisatie is veel beter onder water dan in de lucht, maar dit kan door training sterk verbeterd worden. De verschillende geluiden worden veel onderzocht. De fluiten zijn pure tonen, terwijl de andere geluiden series van klikjes zijn. De klikjes dienen voor de echo-orientatie en verkennig van de omgeving. Er wordt veel gespeculeerd over de vraag of dolfijnen een gestructureerde taal hebben, maar tot heden is hiervoor nog geen bewijs gevonden.
Men zou verwachten dat dolfijnen een beperkt gezichtsvermogen hebben omdat hun gehoor zo goed ontwikkeld is, maar het tegendeel is waar. Bovendien gebruiken ze hun zicht altijd. Ze zien even goed in de lucht als in het water, en zelfs beter dan sommige landdieren. Dit is misschien omdat ze ook veel op springende vissen jagen. Ook blijkt dat het zicht veel gebruikt wordt bij speels gedrag.
Cetalogen verbazen zich over de enorme grootte van de hersenen van de tuimelaar. Dit wordt vreemd gevonden omdat er tot nog toe nog geen duidelijke reden voor gevonden is. De hersenmassa is bijna even groot als die van de mens, en groter dan de meeste andere zoogdieren. In de jaren ‘50 dachten sommigen dat de tuimelaar buitengewoon intelligent waren, maar tot vandaag zijn daar veel meningsverschillen over. Het gehoorcentrum in de hersenen zijn zeer goed ontwikkeld, maar de visuele centra niet. De verwerkingscapacieit van het gehoor is vele malen groter dan het zicht. Het zicht wordt verbeterd als de beelden gecombineerd worden met geluid. Het ruimtelijk inzicht is niet goed ontwikkeld.
Otho Fabricius heeft in Groenland in 1780 het eerste boek over deze soort geschreven, genaamd ‘Delphinus Tursio’. Helaas is dit niet de normale habitat van de tuimelaar, en heeft hij waarschijnlijk over de wat nu de Tursiops truncatus heet geschreven. Deze naam komt het Latijnse woord tursio, wat dolfijn betekent, en truncatus, wat verkort betekent. Deze naam refereert naar de tanden, die van het eerste exemplaar versleten waren. Er zijn veel soorten die onder de genus Tursiops vallen, wat vooral komt doordat er geen afspraken gemaakt kunnen worden over de onderverdeling. In 1889 beschreef F.W True in zijn boek ‘review of the Delphinidae’ 4 geldige soorten van de Tursiops: T. Tursio, T. cutalania, T. abusalam en T. gillii, en hij noemde daarbij ook een mogelijke 5de soort, de T. aduncus, maar daar was geen informatie over. Lahille introduceerde als eerste in 1908 het soort T. gephyrous, en Pilleri en Gihr deden in 1972 opnieuw, nadat zij een schedel in Uraguay hadden gevonden dat sterk verschilde van de T. truncatus en de T. aduncus. Sommigen menen dat deze variaties van geografische aard zijn. Veel conservatieve taxonomen hebben een lijst gemaakt met 1 hoofdsoort en verschillende subsoorten, zoals bijvoorbeeld met de T. gilliii in de tropische Pacific, van Californie tot Japan, de T. aduncus in de Rode Zee en de oostkust van Afrika, en de T. nuuanu in de oosterse tropische Pacific. De naam nuuanu is Hawaaiiaans maar komt daar niet voor. De naam is ontstaan doordat het schip van de ontdekker, J.T. Nichols, nuuanu heette.
De tuimelaar is het soort dat het meest is bestudeerd is op interactie met mensen. In veel gevallen laten de dolfijnen toe dat mensen met ze konden spelen en zwemmen. Een dolfijn, Beaky, is er zelfs beroemd door geworden doordat hij bij de kust van Wales vissers en duikklassen verstoorde, door druk met ze te spelen, en hij voelde zich ook erg aangetrokken tot de vrouwen. Deze dolfijn is waarschijnlijk een uitzondering, omdat hij wel erg uitzonderlijk gedrag vertoonde. Alhoewel het in de eerste instantie leuk lijkt, kan spelen met deze dolfijn ook gevaarlijk zijn. een tuimelaar kan een mens te ver van de kust voeren, zodat ze niet meer op eigen kracht terug kunnen zwemmen. Veel problemen zijn ontstaan uit wat veilige situaties leken, bv als toeristen ze gingen voeden met vis, ze vaak vissers van hun aas beroofden en daardoor verwond raakten. Dolfijnen kunnen ook door vervuiling die de mens veroorzaakt, zoals zonnebrandcreme e.d. ziek worden.
Tuimelaars zijn waarschijnlijk de eerste dolfijnen die de mens heeft gezien. De eerste functie die de dolfijn voor de mens had was voor voeding. In de 19de eeuw was er een visbedrijf gespecialiseerd in het vangen van tuimelaars. Door zijn grote leefgebied worden tuimelaars in kleine getalen gevangen. Daardoor is deze visserij op korte termijn geen grote bedreiging voor dit soort. Maar als het zo doorgaat, kan het wel een serieuze bedreiging gaan vormen. Er is niet veel bekend over dolfijnvisserij in Europese wateren, alhoewel ze wel vermoeden dat er kleine vangsten worden gedaan. Vermoedt wordt, dat het aantal tussen de 50 en 500 per jaar ligt. Precieze aantallen zijn niet beschikbaar, omdat er weinig gerapporteerd wordt, maar zeker is dat bij Zuid-Afrika de vangsten toenemen, wat zorg baart. Ook doordat de tuimelaar vaak bij tonijnscholen in de buurt zwemt, worden sommigen gedood door de visnetten, vooral in de oostelijke tropische Stille Oceaan. De kust-variant wordt vooral bedreigd door de bevolkingstoename en door de vervuiling. In 1987 en 1988 werden 740 tuimelaars dood aan de kust gevonden. Er zijn verschillende verklaringen gesuggereerd, bv dat een ongewone zeestroom in 1986 de toxines van de alg ‘ptychodiscus breves’ , bekend als ‘brevitoxine’ die door de vissen geconsumeerd werd, en wat het immuunsysteem van de dolfijnen aantastte.
De tuimelaar wordt het meest in gevangenschap gehouden, en er zijn veel bedenkingen over de moraliteit van deze acties. Tussen 1860 en 1983 zijn er ongeveer 2700 dolfijnen gevangen gehouden voor onderzoek en tentoonstellingen, waarvan tussen 1595 en 1633 uit amerikaanse wateren en 580 uit japanse wateren. In gevangenschap leven tuimelaars even lang als in het wild, maar in het eerste levensjaar is de overlevingskans kleiner als ze gevangen zitten.
|
| BibliographyBaker, Mary L. Whales, Dolphins, and Porpoises of the World. New York: Doubleday & Company, Inc., 1987. Carwardine, Mark. Eyewitness Handbooks: Whales, Dolphins, and Porpoises. New York: Dorling Kindersley Ltd., 1995. Ellis, Richard. Dolphins and Porpoises. New York: Alfred & Knopf, Inc., 1982. Klinowska, Margaret. Dolphins, Porpoises, and Whales of the World: The IUCN Red Data Book. Gland, Switzerland: World Conservation Union, 1991. | ||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
|