Dolphins - The Oracles of the Sea
Evolution and Taxonomy Behaviour
Anatomy Human and Dolphin
Table of Contents Previous Page Next Page Bottom of Page

Contributions for this Page Discussion Forum


Go to:
  • Photo library
  • Diagram library
  • Media library




  • Bedreigingen voor dolfijnen

    1. Soorten bedreigingen
      1. Directe vangst
      2. Incidentele vangst
      3. Habitat achteruitgang
      4. Vervuiling
      5. Verstoring
    2. Speciale gevallen
      1. Tonijn zaknetvisserij in het tropische oostelijke gedeelte van de Grote Oceaan
        1. De kern van het probleem
        2. Het gedrag van dolfijnen in het net
        3. Geschiedenis van de visserij
        4. Pogingen om de doden te beperken
        5. Nieuwe zorgen
      2. Zwarte Zee visserij
      3. Chileense krab-aas visserij

    Zoals met veel andere diersoorten, begint de vooruitgang van de menselijke beschaving de overleving van veel soorten kleine walvisachtigen te bedreigen. Twee bedreigingen die de populaties van kleine walvisachtigen ernstig beïnvloeden zijn direct vangst, waarbij de dolfijn het dier is waarop wordt gejaagd, en incidentele vangst, waarbij dolfijnen gevangen of gedood worden als neveneffect van de visserij op ander soorten. Daarbij komt dat veel soorten bedreigd worden door achteruitgang van hun habitat (leefgebied), vervuiling en verstoring. Vooral rivierdolfijnen zijn bijzonder gevoelig voor deze bedreigingen; de meest bedreigde kleine walvisachtige is de zogeheten Yangtze rivierdolfijn of Baiji.

    Back to Outline Soorten bedreigingen
    Back to Outline Directe vangst

    In de afgelopen jaren heeft zich in minder ontwikkelde landen een algemene toename in de directe vangst van kleine walvisachtigen voorgedaan. Deze nieuwe en zich uitbreidende vorm van visserij vergt een nauwkeurige, maar tactvolle controle. Veel van de visserij op walvisachtigen vindt plaats op algemene basis in plaats van dat men op individuele soorten vist, daarom is het moeilijk om de dieren als individuele soort te beschermen. In Japanse wateren bestaat een uitgebreide directe vangst, voornamelijk ten behoeve van menselijke consumptie. Sommige vissers richten zich op specifieke soorten van kleine walvisachtigen; terwijl anderen meer in het algemeen vissen. In Zuid-Amerika wordt op een aantal plaatselijke soorten gejaagd ten behoeve van krab-aas, en veel van die soorten zijn al kwetsbaar door de incidentele vangst. Sri Lanka heeft veel vissers die in het algemeen jagen op kleine walvisachtigen, hetgeen een aantal lokale populaties kan bedreigen.

    Back to Outline Incidentele vangst

    Incidentele vangsten van dolfijnen doen zich meestal voor wanneer de dieren verstrikt raken in grote netten die bedoeld zijn om andere vissen te vangen. Omdat ze niet in staat zijn te ontsnappen of het wateroppervlak te bereiken, verdrinken ze en leggen ze het loodje. Met name bepaalde typen visgerei, zoals fuiken, zijn bijzonder gevaarlijk voor kleine walvisachtigen. Dit probleem kan wel eens een grotere bedreiging zijn voor de walvisachtigen dan de directe vangst.
    Voor diverse populaties - waaronder de Baiji van de Chang Jiang rivier, de ... en de tuimelaar voor de oostelijke kust van Zuid Afrika, en de gestreepte dolfijn van de Middellandse Zee - is de sterfte als gevolg van incidentele vangst groter dan de maximale hoeveelheid die de populatie kan aanvullen zonder grote verliezen.

    De effecten van deze bedreiging op de dusky dolphins uit het oostelijk deel van de Zuid Pacifische oceaan en de northern right dolphins van het centrale deel van de Noord Pacifische oceaan zijn ook een bron van zorg.
    Een grote zorg is het vissen met grote drijfnetten. Het veroorzaakt een overexploitatie van de vispopulatie, en zeezoogdieren en zeevogels raken er vaak in verstrikt. Ook blijven oude netten - ook wel 'spooknetten' genoemd - soms jarenlang in zee drijven, gedurende welke tijd er telkens weer dolfijnen in verstrikt raken. In een resolutie die op 22 december 1989 werd opgesteld, is de algemene vergadering van de Verenigde Naties overeengekomen om het vissen met pelagische drijfnetten per juni 1992 af te schaffen, tenzij en totdat nieuwe procedures kunnen worden ingevoerd die de problemen die deze manier van vissen met zich meebrengt, verminderen. Een aantal landen heeft stappen ondernomen om het gebruik van alle pelagische sleepnetten binnen een strook van 360 kilometer uit de kust te verbieden.

    Back to Outline Habitat achteruitgang

    De inbreuk die de menselijke beschaving maakt op natuurlijke leefomgevingen van dieren vormt ook een bedreiging voor de overleving van sommige groepen. Ontwikkeling van de kustgebieden kan tot gevolg hebben dat de 'babykamers' van vispopulaties verloren gaan, waardoor de lokale walvisachtigen zonder voedsel komen te zitten. Mangrove moerassen die aan tropische kusten worden aangetroffen, zijn een heel belangrijk leefgebied voor bepaalde soorten walvisachtigen, met name de bultrugdolfijn van Zuid Azie en West Afrika. Deze gebieden voormen zowel de 'babykamers' voor vissen als een schuilplaats voor volwassen vissen. Voortgaande verstedelijking en industrialisatie bedreigd deze gebieden.
    Het afdammen van rivieren zoals de Ganges en de Amazone heeft een nadelig effect op de rivierpopulaties. Behalve het ecologische effect dat wordt veroorzaakt door de verandering in waterstroom, kunnen deze dieren ook permanent van elkaar gescheiden raken. Afzonderlijke groepen kunnen op de lange termijn niet levensvatbaar blijken en de seizoenstrek kan erdoor belemmerd worden.

    Back to Outline Vervuiling

    Schadelijke stoffen dringen onderaan de voedselketen binnen en hopen zich vervolgens op in toppredatoren, zoals de walvisachtigen. Daar bovenop kunnen walvisachtigen afval en andere rommel opeten, afkomstig van weggegooid visgerei. Het zoeken naar en delven van mineralen vormt ook een zorg, maar tenzij walvisachtigen worden getroffen door een onderzoeksexplosie of een olieramp, is dit gevaar waarschijnlijk minimaal. De effecten van gifstoffen op walvisachtigen zijn nog niet geheel duidelijk. Het is moeilijk te herkennen of walvisachtigen aan vervuiling zijn doodgegaan, met name als dat in grote aantallen gebeurt. In andere zoogdieren hebben gechloreerde koolwaterstoffen (zoals PCB's) een negatief effect op de voortplanting, en hetzelfde kan opgaan voor walvisachtigen.

    Back to Outline Verstoring

    Het is ironisch dat een belangrijke methode om het publiek bewust te maken van de noodzaak om walvisachtigen te beschermen, even goed een serieuze bedreiging kan zijn voor deze dieren. Bovenop het normale scheepvaartverkeer die slachtoffers eist door botsingen en verwondingen door de schroef, kan het toenemende aantal toeristen die een walvisvaart maken de dieren verstoren. Onderzoeken laten zien dat als de menselijke bezoekers voorzichtig zijn en de plaatselijke walvisachtigen gepast benaderen, de dieren geen problemen hebben om aan het bezoek te wennen. Commerciele walvistours letten erop dat de passagiers voorzichtig zijn, maar mensen die er zelf op uit gaan, kunnen wel eens niet alle noodzakelijke grondregels begrijpen.

    Back to Outline Speciale gevallen
    Back to Outline Tonijn zaknetvisserij in het tropische oostelijke gedeelte van de Grote Oceaan

    Tussen 1959 en 1972 hebben tonijnvissers in het tropische oostelijke gedeelte van de Grote Oceaan jaarlijks honderdduizenden dolfijnen gedood, hoofdzakelijk spinners en spotted dolphins. In een rapport van het National Marine Fisheries Service's Southwest Fisheries Center uit 1979, schat men het totaal aantal dolfijnen dat tussen 1959 en 1972 gedood werd op 3.796.658. De getal is waarschijnlijk een onderschatting van het werkelijk aantal slachtoffer, omdat het de dieren die gewond raakten en later overleden niet meerekent.

    Back to Outline De kern van het probleem

    De kern van het probleem is dat de twee betrokken dolfijnensoorten in grote aantallen met de geelvin tonijn optrekken. Waarom dolfijnen en tonijnen elkaar opzoeken is nog steeds een raadsel, maar er zijn enkele theorien die een verklaring proberen te geven. Het is mogelijk dat de relatie hen wederzijds voordeel oplevert, omdat de tonijnen vooral actief zijn gedurende de dag en de dolfijnen juist 's nachts tot leven komen; de ene groep kan dus rusten terwijl de andere aan het eten is. Er bestaat een vergelijkbare relatie tussen spinners en spotters.
    Los van de precieze reden, het feit dat de drie soorten samen optrekken, stelt de tonijnvissers in staat om de scholen tonijn makkelijk op te sporen. In 1959 ontdekten zij deze relatie en begonnen ze deze kennis uit te buiten. Vissers letten op activiteit aan de horizon, hetgeen erop wijst dat er voedselzoekende zeevogels, springende dolfijnen of beide aanwezig zijn. Omdat spinners en spotters in groepen van enkele duizenden leven , zijn de scholen niet moeilijk te vinden, zelfs niet van een afstand. Als de tonijnboot dichterbij komt worden er speedboten te water gelaten (zogeheten ponga's) die de dolfijnen bijeen drijven. Als de dolfijnen dicht bijeen gedreven zijn laat de vissersboot een net in het water zakken en omsluit de samenscholing om zowel de dolfijnen als de tonijnen te proberen te vangen. Aanvankelijk is het zaknet 1,6 km lang en open en vormt het een muur. Het is ook open aan de onderkant, maar bijeengedreven dieren duiken er niet onderdoor om te ontsnappen, misschien omdat het water op 200 m diepte te koud is. De ponga's blijven in de rondte heen en weer varen en vormen zo een extra barriere. Als de school dolfijn compleet is ingesloten door het net, trekken de vissers een kabel strak die door ringen aan de onderkant van het net is geregen. Het net vormt zo een zak. Ieder dier in de school zit dan gevangen. Het net wordt dan met behulp van een gemotoriseerde kraan (een van de uitvindingen die dit soort visserij mogelijk maakt) aan boord gehesen. De vangst wordt netjes op het dek gestapeld.

    Back to Outline Het gedrag van dolfijnen in het net

    Wat het probleem verergert is dat spinners en spotters schuw zijn en makkelijk bang kunnen worden van objecten. Ze zijn afhankelijk van de aanwezigheid van andere dolfijnen en reageren niet goed op nieuwe situaties. Als gevolg daarvan reageren ze in paniek op het zaknet in plaats van te ontsnappen, hetgeen ze makkelijk zouden kunnen gezien hun acrobatische capaciteiten. Het passieve gedrag van deze dieren wordt omschreven als een vorm van 'gevangenschap myopathie' en leidt vaak tot de dood. Hoewel dit normaal een eigenschap is die leidt tot overleving is het in het geval van het zaknet dodelijk.
    Als ze niet bijeengedreven worden of nagejaagd, zwemmen spinners en spotters langzaam, verspreid over een grote afstand, vaak met twintig tot dertig lichaamslengtes tussen hen in. Als ze opgejaagd worden, scholen ze samen en laten ze nog maar twee tot drie lichaamslengtes tussen zich in. Ze zwemmen dan ook sneller, terwijl ze kleine sprongetjes uit het water maken omdat dat de meest efficiente manier van zwemmen is.
    Wanneer de school wordt ingesloten door netten, laten de dieren diverse gedragspatronen zien. Een daarvan heet 'malen', waarbij een groot deel van de groep al zwemmend en duikend in een gebied blijft. In het begin springen ze ook nog, maar dat verdwijnt al snel.
    Daarnaast beginnen sommige dieren te 'vlotten', waarbij een groep met de kop omhoog verticaal in het water gaat hangen. De dieren stellen zich op in lagen, in afzonderlijke horizontale banden. Elke laag wordt gevormd door groepen van vier tot vijf individuen en er kunnen wel tot vier lagen verticaal boven elkaar ontstaan. Nadat ze even boven zijn gekomen om adem te halen gaan ze meteen weer terug naar hun oorspronkelijke positie.
    Hoewel spinners zich meestal afzonderen van de spotters in het net, laten ze hetzelfde gedrag zien. Vaak laten enkele dolfijnen zich langzaam en passief naar de bodem van het net zinken, wellicht als een reactie op de stress van de boten, het lawaai en het tumult. Dit type gedrag is begrijpelijk als we in ogenschouw nemen dat spinners en spotters gewend zijn aan de open oceaan waar ze geen barrieres en opsluiting kennen. Spinners hebben meer de neiging om rond te bewegen in het net en zijn meer aan de rand te vinden.

    Back to Outline Geschiedenis van de visserij

    Voordat vissers de samenscholing van dolfijnen en tonijn hadden ontdekt, gebruikten ze een methode waarbij ze de tonijn aas voerden totdat de vissen in een soort vreetwaanzin raakten, waardoor zij in alles beten, inclusief vishaken zonder aas. Tegen 1960 had de nieuwe zaknetmethode de oude methode grotendeels vervangen. In 1996 werd 62% van de tonijn in de Grote Oceaan samen met dolfijnen gevangen.

    In de eerste jaren van de zaknetvisserij werd alles in het net aan boord gebracht. De waardevolle tonijn hield men terwijl de dolfijnen en andere vis weer overboord werden gegooid. De tonijnvissers gaven geen ruchtbaarheid aan deze massaslachting , hoewel deze informatie uiteindelijk uitlekte. Het probleem werd opgemerkt door William F. Perrin, die aan zijn promotieonderzoek aan Stenella werkte aan de Universiteit van Californie. Wetenschappers begonnen nu snel met onderzoek naar de dolfijnen die het slachtoffer werden van de vispraktijken. Er werd veel informatie verzameld en de betrokken soorten promoveerden van weinig bekende naar een van de meest bestudeerde diersoorten.

    Op basis van extrapolaties van de onregelmatige cijfers die afkomstig zijn van vissers, zijn er schattingen gemaakt van het aantal dieren dat jaarlijks gedood wordt. In 1959, voordat de hele vissersvloot was overgeschakeld op zaknetvisserij, werden er tot 100.000 dolfijnen gedood. Tegen 1960, nadat de hele vloot was overgeschakeld, werden er naar schatting 500.000 gedood. Voor men het jaarlijks bij ging houden, zijn er geen gegevens bijgehouden over de hoeveelheden per soort die het slachtoffer werden. Latere onderzoeken laten zien dat de meest getroffen soort de spotter is, gevolgd door de spinner en de gewone dolfijn. Ander soorten werden in kleine hoeveelheden getroffen.

    Back to Outline Pogingen om de doden te beperken

    Als een zijspoor van het tonijn-dolfijnprobleem werd het Dedicated Vessel Program gestart. In dit programma deed een tonijnboot zijn gewone werk meet een team biologen aan boord. Deze wetenschappers hielden nauwkeurig het aantal dolfijnslachtoffers bij en bestudeerden het gedrag van de dieren in het net. Dankzij deze waarnemingen, nemen de tonijnvissers nu veel meer voorzichtigheid in acht. In 1977 stierven 11 dolfijnen op een tonijnboot nadat het net twintig keer was uitgezet. In 1978, aan boord van de Queen Mary stierven maar drie dolfijnen tijdens 17 vangsten. Ook nam men waar dat sommige dolfijnen al aan het net gewend leken te raken. Ze stopten met zwemmen en wisten hoe ze uit het net moesten ontsnappen via methodes die door de tonijnvissers waren ontwikkeld om het aantal slachtoffers te beperken.
    Al heel snel na de invoering van de zaknetvisserij, werden er methoden gebruikt om de dolfijnen te beschermen. Deze methoden hadden niet direct tot doel om de dolfijnen te helpen, maar het bespaarde de bemanning het werk van alle dode dolfijnen van het dek afslepen, en het voorkwam dat de hele dolfijnen populatie uitgeroeid zou worden en de tonijn niet meer zo makkelijk opgespoord kon worden. De strategieen kwamen er meestal op neer dat de dolfijnen werden vrijgelaten uit het net, voordat zij het loodje legden.

    Bij een methode, bekend als 'backing down', werd de boot in zijn achteruit gezet als de helft van het net was ingehaald, waardoor het net vingervormig werd. Aan het uiteinde van het net deed de waterdruk het net zinken. Het net werd zo letterlijk onder de dolfijnen vandaan getrokken.
    Hoewel de techniek tot op zekere hoogte werkte, stierven er nog steeds duizenden dolfijnen per jaar. Bovendien ontsnapte ook de tonijn af en toe door deze manoeuvre , en sommige kapiteins maakten zich dan ook meer zorgen het verlies aan tonijn dan om de dolfijnenslachting. Ook ontwikkelde men fijnmazige netten zoals de Medina-panel die konden voorkomen dat de dieren verstrikt raakten en makkelijk konden ontsnappen.

    Tegen de jaren zeventig kwam de Amerikaanse regering onder grote druk te staan van maatschappelijke en natuurbeschermingsorganisaties, en besloot zij om de situatie voortaan in de gaten te blijven houden. De roep om een oplossing voor het probleem van het Amerikaanse publiek, hielp bij het instellen van de Marine Mammal Protection Act van 1972.
    De tonijnindustrie kreeg twee jaar om het aantal gedode dolfijnen te reduceren. Ze gehoorzaamden daar echter niet aan, en pas na een lange rechterlijke strijd namen ze uiteindelijk actie. De technieken waarmee gevangen dolfijnen weer vrij werden gelaten, worden waarschijnlijk niet op de hele internationale tonijnvloot toegepast. Ook kan een deel van het verminderde aantal dolfijnslachtoffers misschien verklaard worden uit het feit dat sommige schepen die eerst onder Amerikaanse vlag voeren, zich in een ander land lieten registreren om zo te ontsnappen aan de strenge Amerikaanse wet.

    Ondanks de problemen om de wetgeving te handhaven, daalde het aantal dolfijnslachtoffers belangrijk in de jaren zeventig. Waar in 1973 in totaal nog 114.087 dolfijnen werden gedood, werden er in 1978 nog maar 21.805 gedood. De meest belangrijke factor hierin was de druk op de vissers en de technieken om dolfijnen los te laten. In oktober 1980 stelde de Amerikaanse regering een quotum in van 20500 exemplaren voor alle soorten dolfijnen. Het aantal doden in het jaar daarvoor waren niet zo hoog geweest en het leek erop dat het probleem was verdwenen.

    Back to Outline Nieuwe zorgen

    Er doemen echter weer nieuwe zorgen op. De Porpoise Stocks Workship in La Jolla heeft de vroegere data geanalyseerd en is tot de conclusie gekomen dat de schattingen van de populatiegroottes veel te optimistisch waren. Het werkelijke aantal spotters in de Grote Oceaan bleek veel lager dan eerst aangenomen. De vroegere schattingen van de grootte van een school waren gebaseerd op schattingen van waarnemers en bemanningsleden van tonijnboten, terwijl de schattingen van 1979 gebaseerd waren op waarnemingen vanuit de lucht. Het rapport uit 1979 gaf een schatting van een populatiegrootte van 34 tot 55% van het niveau van 1959. Dit is lager dan het optimale niveau, nodig voor een duurzaam stabiele populatie. Dezelfde cijfers, geanalyseerd in 1973, gaven aan dat er nog een populatie was van 92 tot 95% van het niveau van 1959, dus nog in het optimale gebied. De populatie in 1959 was echter waarschijnlijk dichter in de buurt van de drie miljoen dan de vier miljoen die oorspronkelijk was berekend, en omdat er tussen 1959 en 1978 al meer dan vier miljoen dolfijnen waren gedood, en hoewel de dieren zich natuurlijk hadden voortgeplant, was de populatie nu waarschijnlijk in een kritische fase.

    De regering kan de spotterpopulatie uitgeput verklaren als het aantal gedurende een opeenvolgende jaren veel is achteruitgegaan en als die teruggang voortduurt of als de populatie onder het minimum zakt om te overleven, komt de soort in aanmerking voor bescherming onder de de Endangered Species Conservation Act uit 1969. Als dat gebeurt, dan mag er geen enkele dolfijn meer gevangen worden. Tonijnvissers zeggen dat zij zullen stoppen met vissen als dat gebeurt. Ze beweren dat ze hebben samengewerkt met natuurbeschermers en dat ze het doden van dolfijnen tot een minimum beperkt hebben. Ze dreigen onder de vlag van een ander land te gaan varen, als de regering de soort uitgeput verklaard. Als zij dat doen, vallen ze niet meer onder de Amerikaanse wet en kunnen ze zoveel dolfijnen doden als ze willen. Als gevolg daarvan zijn natuurbeschermers nu soms aan de zijde van de tonijnvissers te vinden.

    Back to Outline Zwarte Zee visserij

    Tussen 1870 en 1983 heeft er in de Zwarte Zee een visserij voor drie soorten walvisachtigen bestaan; voor tuimelaars, havenbruinvissen en gewone dolfijnen. De vangstmethode was vergelijkbaar met de zaknetvisserij van het oostelijke tropische deel van de Grote Oceaan, maar hier waren de dolfijnen het doel van de visserij in plaats van de tonijn. Om dolfijnen bijeen te drijven, sloegen de vissers keien tegen elkaar, waarna de dolfijnen in paniek raakten en in de netten zwommen. In het begin gebruikten de vissers harpoenen, die later werden vervangen door zaknetten. De voornaamste producten van deze visserij waren olie en voedsel.

    Vier landen deden mee aan deze visserij: Turkije, Roemenie, Bulgarije en de Sovjet Unie. Geschat wordt dat er jaarlijks 200.000 dolfijnen werden gevangen, een schokkende twintig procent van het totaal. De effecten van uitputting werden duidelijk na de Tweede Wereldoorlog toen de Sovjet Unie niet dezelfde vangsten kon bereiken als in de jaren dertig. Tussen 1931 en 1941 ving de Sovjet-vissersvloot 110.000 tot 130.000 dolfijnen per jaar, maar later kwam het niet verder dan een jaarlijks gemiddelde van 75.000. De Turkse visserij kreeg de schuld, omdat zij de broedpopulatie en de jongen tijdens het broedseizoen zouden hebben vernietigd. In 1966 stopten alle landen behalve Turkije met de visserij omdat de populatie was ingestort. De Turkse visserij is niet goed vastgelegd omdat veel dolfijnen met geweren werden gedood vanaf kleine bootjes, hetgeen leidde tot grote verliezen.

    De Turkse visserij werd in 1983 stopgezet, hoewel er nog steeds de vrees bestaat dat men er weer opnieuw begint als de dolfijnaantallen opnieuw in kaart zijn gebracht. De visindustrie voert de druk op om de stopzetting ongedaan te maken. Hoewel de Europese Unie een verbod heeft op de invoer van walvisproducten voor commerciele doeleinden, is er in Japan een open markt voor producten die afkomstig zijn van deze visserij, en dat land is al de eindbestemming van vele andere visproducten uit Turkije. De Conventie van Bern bevat een uitzonderingsclausule, die het mogelijk maakt om op soorten uit Appendix II te vissen om ernstige schade bij de visindustrie te voorkomen, zolang het overleven van de soort niet in gevaar komt. De visserij zou dus opnieuw kunnen beginnen onder de voorwaarde in deze clausule.

    Back to Outline Chileense krab-aas visserij

    De wateren van de Straat van Maghelhaen zijn een belangrijke leverancier van krabbenvlees en de visserij is er groeiende. Vissers die aas nodig hebben voor heet vangen van de krabben hebben zich helaas gewend tot de lokale dolfijnenpopulatie. Volgens de Chileense wet is het doden van dolfijnen voor krab-aas verboden, maar omdat het gebied zo afgelegen is, is de naleving van de regels moeilijk te controleren. Sinds het begin van de jaren negentig hebben maar vier van de zesentwintig bedrijven die in het gebied werken krab-aas aan de vissers gegeven, en in veel gevallen was dit bij lange na niet genoeg . De dolfijn van Commerson en donkergekleurde dolfijn worden het slachtoffer hiervan, net als zeehonden, zeeleeuwen, pinguins, lama's en ander wild. Men vreest dat de dolfijnen in een hoger tempo gedood worden dan dat de natuur ze weer kan aanvullen.

    Table of Contents Previous Page Next Page Top of Page

    Bibliography

    Ellis, Richard. Dolphins and Porpoises. New York: Alfred & Knopf, Inc., 1982.

    Klinowska, Margaret. Dolphins, Porpoises, and Whales of the World: The IUCN Red Data Book. Gland, Switzerland: World Conservation Union, 1991.

    Evolution and Taxonomy Behaviour Anatomy Human and Dolphin
    © 1998 Thinkquest Team 17963 <17963@advanced.orgREMOTE>: Bradford Hovinen, Onno Faber, Vincent Goh
    Modified: 30 August 1998, Created: 30 June 1998
    Thinkquest 98 banner