Go to:
Photo library
Diagram library
Media library
|
Rivierdolfijnachtigen
- Iniadolfijn
- Baiji
- Indus- en Ganges-rivierdolfijnen
- Franciscana
Rivierdolfijnachtigen zijn maar in geringe mate verwant aan oceaandolfijnachtigen. Ze behoren niet tot de Delphinendae familie. Ze bestaan zelf in feite uit meerdere verschillende families, onder welke de Oniidae, Platanistidae en Pontoporiidae. De meeste van hen leven in de grootste en meest complexe rivieren in de wereld: De Amazone, de Indus en de Ganges, en de Yangtze.
Een soort, de Fransiscana, wordt zelfs gezien in de riviermonden aan de zuid-oostkust van Zuid-Amerika. Het zijn opmerkelijke dieren, doordat ze aan de ene kant een paar van de meest geavanceerde kenmerken hebben van alle cetaceeen, en aan de andere kant ook nog evolutieve karakteristieken hebben van eeuwen geleden. Waarschijnlijk stammen rivierdolfijnen af van marine cetaceeen, want er zijn fossielen van de Iniidae gevonden in oceanen. Men vermoedt dat alle odontoceti basaal marine dieren zijn. Ze zijn waarschijnlijk door convergente evolutie ontstaan, in vergelijkbare omgevingen en hebben daardoor ook vergelijkbare gewoonten aangeleerd. Misschien zijn ze wel niet eens zo verwant aan elkaar als we denken.
Alle rivierdolfijnachtigen vallen onder de onderorde Platanistoidae. Het lijkt erop dat deze onderorde van de Delphinoidae gesplitst heeft in een vroeg stadium, in de tijd van de eerste odontoceti. Mogelijk zijn ze geleidelijk ontstaan uit een taxonomische groep binnen de Agorophiidae familie, die nu uitgestorven is. De Agorophiidae familie bestond uit vele langsnavelige genera, die misschien verwant waren aan de platanisdae in Azië. Het was uitermate uiteenlopend tijdens de Mioceen.
Rivierdolfijnachtigen lijken niet erg op hun soortgenoten in de oceaan. Ze zijn klein tot middelgroot. Ze hebben allemaal hele lange snavels, met een lengte die soms wel 1/5 deel van het gehele lichaam uitmaakt, en veel puntige tanden. Door hun flexibele nek kunnen ze in de meest drassige wateren nog voortbewegen, en ook gelooft men dat ze sterk echo-orientatievermogen hebben wat ook hierbij helpt. Hun hersenen zijn buitengewoon groot en goed ontwikkeld. Ze hebben korte brede zwemvliezen, met zichtbare ‘vingers’--duidelijk een evolutief overblijfsel.
Ze hebben ook zeer kleine rugvinnen, vaak maar een paar centimeter groot. Omdat ze in zulk drassig water zwemmen hebben ze geen behoefte aan een heel goed gezichtsvermogen, en ze zijn dus ook zo goed als blind. De Indus- en Ganges-rivierdolfijnen hebben zelfs helemaal geen lenzen.
|
Distribution Map (Click for larger version)
|
Iniadolfijn
Inia geoffrensis, Familie: Iniidae
|
De enige overgebleven soort binnen de Iniidae familie is deze Iniadolfijn, of Boto. Het is de grootste rivierdolfijn en de makkelijkste te zien. Er zij 3 typen: een in de Amazone rivierbekken en een in de Orinocobekken en een in de Madeira. Deze typen hebben kleine uiterlijke verschillen, maar die hebben waarschijnlijk meer te maken met de omgeving dan met genen. Ze zijn allemaal zwaar gebouwd en hun snavels hebben een gemiddelde lengte. De tanden zijn klein, het glazuur gerimpeld. De schedel heeft een soort kuif waar het gezicht begint. Deze dolfijnen gaan veel om met Tucuxi, de andere dolfijnen die men in de Amazone en de Orinoco rivieren vindt. Ze eten soms samen met otters. Hun pigmentatie verschilt, van lichtgrijs tot roze tot bruin. Ze zijn het meest actief in de vroege ochtend- en late avonduren. Het licht aan het gebied of ze te benaderen zijn of niet. Soms maken ze luchtsprongen en houden hun hoofden boven water. Hun duiken duren meestal kort, 30-40 seconden. Het lijkt erop dat deze soort in aantal aan het verminderen is.
|
Distribution Map (Click for larger version)
|
Baiji
Lipotes vexillifer, Familie: Lipotidae
|
De Baji is niet gemakkelijk te observeren doordat hij snel bang is en onmogelijk te benaderen is met een boot. Hij leeft in de Yangtze Rivier. Eerst viel deze dolfijnsoort onder de Iniidae, en later onder de Lipotidae familie. Er is ook voorgesteld dat ze bij de Pontoporiidae familie horen, omdat er fossielen gevonden zijn waaruit blijkt dat ze tussen de Pontoporia en de Lipotes zitten. Baiji worden wel gezien met vinloze dolfijnen en zijn vooral ’s nachts actief. Als ze actief zijn zwemmen ze heel snel en in verschillende stijlen. Ze veranderen snel van koers en maken heel vaak kleine duikjes. Aan de andere kant, als ze niet actief zijn, zwemmen ze langzaam, soepel, en meestal doelloos. Ze duiken relatief weinig en de duiken zelf zijn van lange duur. Sinds 1949 wordt deze soort officieel beschermd, maar ondanks de pogingen van de Chinese regering om deze dolfijnen te beschermen zijn ze sterk in aantal aan het verminderen. Het lijkt de meest bedreigde dolfijnsoort te zijn.
|
Distribution Map (Click for larger version)
|
Indus- en Ganges-rivierdolfijnen
Platanista minor (Indus) en P. gangetica (Ganges), Familie: Platanistidae
|
Deze twee dolfijnsoorten zien er bijna hetzelfde uit in anatomisch opzicht en wat gedrag betreft, maar ze zijn geografisch gescheiden. Jarenlang dacht men dat van hetzelfde soort waren, voordat er craniologische verschillen en ook verschillen in de eiwitgehalte in het bloed ontdekt waren. Uiterlijk zijn ze bijna identiek. Ze zijn de enige overgebleven dolfijnen van de Platinistidae familie. Ze zijn klein en hebben primitieve kenmerken, zoals flexibele zwemvliezen en nekken. Maar ze hebben ook veel ontwikkelde schedelkenmerken, en hun schedels zijn van het meest aangepaste soort. Ze leven vaak alleen of met z’n tweeën, maar er zijn ook wel groepen van tot 10 gesignaleerd. Maar het kan zijn dat deze observaties te maken hebben de verminderende bevolking, want in de 19e eeuw werden er regelmatig grote scholen gezien. Ze zijn de enige cetaceeen zonder kristallenzen, en ze zijn ook bijna blind. Ze kunnen waarschijnlijk wel de richting en de lichtintensiteit bepalen, maar ze oriënteren zich en voeden zich met behulp van een zeer hoog ontwikkeld echo-orientatiesysteem. Ze zijn ten alle tijden actief. Ze zijn veel actiever aan het wateroppervlak vergeleken met andere rivierdolfijnachtigen. Ze zwemmen vaak met de snuit boven water, en vrouwtjes houden ook soms de jongen geheel boven water. Als ze in paniek zijn maken ze luchtsprongen. Hun snavels zijn lang, bijna 1/5 deel van het lichaam. De tanden zijn niet helemaal gelijkmatig: die aan de voorkant van de snavel zijn langer. In plaats van een rugvin hebben deze dolfijnen driehoekige bulten.
|
Distribution Map (Click for larger version)
|
Franciscana
Pontoporia blainvillei, Familie: Pontoporiidae
|
De Pontopotiidae familie, vroeger Stenodelphinae of Stenodelphininae, bestaat uit de enige moderne odontoceti die een symmetrische schedel hebben behouden. In de sliblagen bij Zuid-Amerika zijn fossielen gevonden, en ze blijken kustzoogdieren te zijn. De enige moderne soort uit deze familie is de Franciscana dolfijn. Er is maar heel weinig bewijs van leven van dit soort in het wild. Deze dolfijn is zeer onopvallend en makkelijk te overzien, behalve in rustige omstandigheden.
Ondanks dat ze nauw verwant zijn aan de rivierdolfijnen leeft deze soort in de zee, in de riviermonden van zuidoost Zuid-Amerika. Ze prefereren hele ondiepe kustwateren. Ze zijn een van de kleinste ceteceeen, maar hebben een hele lange snavel- relatief gezien de langste van alle cetaceeen. Ze leven het liefst alleen, maar af en toe zijn er groepen gezien van rond de 5 dolfijnen. Op warme dagen liggen ze op de bodem in het zand, af en toe naar boven drijvend om adem te halen. Als er een roofdier in de buurt komt blijven ze helemaal stil. Ze bewegen heel soepel, rollen haast niet en ademen vrij onopvallend. De grootste bedreiging voor deze dolfijnsoort zijn visnetten, waar ze verstrikt in kunnen raken, wat waarschijnlijk de grootste oorzaak van de depletie van deze dolfijnen is.
|
|
Bibliography
Carwardine, Mark. Eyewitness Handbooks: Whales, Dolphins, and Porpoises. New York: Dorling Kindersley Ltd., 1995.
Evans, Peter G. H. The Natural History of Whales and Dolphins. New York: Facts on File Publications, 1987.
| |