Het Skelet
- Ruggegraat
- Rugvinnen
- Voorste Ledematen
- Staartvinnen
- Achterste ledematen
- Ribben
- Schedel
- Zachte weefsels
- Tanden
Het basisskelet van een dolfijn heeft een flink aantal veranderingen ondergaan en dolfijnenskeletten zijn zwakker dan die van landzoogdieren. Voornamelijk doordat het water door hun drijfvermogen een deel van het gewicht draagt, hebben dolfijnen geen sterke beenderen nodig.
Ruggegraat
|
De ruggengraat is erg flexibel dankzij het verminderd in elkaar grijpen van de individuele wervels en de ontwikkeling van grote kraakbeenringen daartussen, die krachtige golfbewegingen van de staart mogelijk maken. De zeven nekwervels zijn sterk samengedrukt, en alle nekwervels of sommige daarvan zijn met elkaar vergroeid, hetgeen de nek kort en star maakt. Dit betekent dat de meeste dolfijnen hun kop alleen naar links en naar rechts kunnen bewegen, en niet op en neer.
Rugvinnen
|
De rugvinnen van dolfijnen zijn niet verwant met enige andere typische zoogdierstructuur. De rugvin heeft geen botten, maar bestaat uit taai, vezelig vetachtig materiaal.
Voorste Ledematen
|
De voorste ledematen zijn geëvolueerd tot vinnen of zwempoten om de weerstand in het water tot een minimum te beperken. De vinnen zijn over het algemeen starder dan de zoogdierhand omdat het enig beweegbare gewricht de schouder is. De typische structuur van een zoogdierhand is ondanks de hydrodynamische functie ervan nog steeds in het skelet aanwezig. De vingers zijn echter langer geworden, waardoor de oppervlakte is toegenomen. Het aantal afzonderlijke vingerkootjes is meestal groter dan het voor zoogdieren normale aantal, maar het aantal vingers is teruggebracht tot vier.
Staartvinnen
|
De staartvinnen zijn botloos en net als de rugvin zijn ze gemaakt van taai, vetachtig vezelig materiaal. Ze zitten vast aan het uiteinde van het ruggenmerg, zijn altijd horizontaal en ze zorgen voor een perfecte voortstuwing.
Achterste ledematen
|
De achterste ledematen zijn vrijwel verdwenen uit het zoogdier skeletstructuur, hoewel er nog steeds sporen zijn van een bekkenbodem en in enkele gevallen zit er een dijbeen verstopt in het onderhuidse vet- en spierweefsel.
Ribben
|
De ribben van dolfijnen zijn vaak broos gebouwd en zitten niet stevig vast aan de wervelkolom of het borstbeen. Het zijn zwevende ribben. De ribben die vastzitten, zijn vaak met elkaar vergroeid, zodat de ribbenkast zonder te beschadigen kan inklappen door de waterdruk tijdens een diepe duik.
Schedel
|
De dolfijnenschedel wijkt af van de normale zoogdierstructuur door dat hij is getelescopiseerd, waardoor gezichtsbeenderen zich flink kunnen verlengen, hetgeen betekent dat de boven- en onderkaak ongewoon lang zijn. Dit kan gebeuren door het samendrukken van voor naar achter zodat bepaalde delen elkaar overlappen - net als de delen van een telescoop. De schedel is naar boven gekanteld en is op één lijn komen te liggen met de wervelkolom. De nekwervels zijn vergroeid in alle soorten. De belangrijkste beenderen van de bovenkaak zijn naar achter en omhoog geduwd boven de oogkassen en reiken tot over voorkant van de hersenpan. Dit telescopiseren van de bovenkaak kan samenhangen met de welbekende eigenschap van dolfijnen om gebruik te maken van een sonar of echolocatie.
Andere onderdelen van de dolfijnenschedel lijken ook te zijn aangepast voor het produceren en ontvangen van hoogfrequente geluiden. De vergrote en naar achter hellende bovenkaakbeenderen bevatten een grote hoeveelheid gezichtsspieren die naar boven lopen in de richting van het blaasgat. Bij het blaasgat zijn deze spieren verbonden met een aantal zakken in de zachte weefsels van neusholte, tussen het externe blaasgat en de benige neusopeningen in de schedel. In beide oren is de middenoorholte uitgegroeid tot een complexe holte op de schedelbasis. Deze holtes helpen het linker- van het rechteroor te scheiden, waardoor het dier makkelijker de richting van een geluid kan bepalen. Het gehoorbeen dat het gehoororgaan en het evenwichtsorgaan bevat, zit bij dolfijnen niet vast aan de schedel. De externe gehoorgang is rudimentair. Het geluid wordt waarschijnlijk vanuit het water doorgegeven aan de binnenin gelegen gehoorbeentjes via een dun schotel-beentje in de onderkaak en een vetachtig kanaal dat loopt vanaf het shotelbeentje.
Zachte weefsels
|
De zachte weefsels van dolfijnen zijn zeer verschillend van die van land zoogdieren, net als de andere delen van hun anatomie. Zintuigen die in verbinding staan met heet zenuwstelsel laten vele opmerkelijke bijzonderheden zien. Het olfactorische apparaat (de reukzin) dat in contact staat met de blaasgaten is schijnbaar afwezig in dolfijnen. De ogen van dolfijnen zijn relatief klein. Hun oren zijn daarentegen goed ontwikkeld. De gehoorgang aan de zijkant van de kop is gewoonlijk afgesloten, en het geluid passeert waarschijnlijk door de zachte weefsels.
De hersengrootte van dolfijnen staat in verhouding tot hun lichaamsgrootte. Dolfijnenlongen worden met lucht gevuld door een stelsel van korte en brede trachea. De trachea wordt omgeven door kraakbeenringen en longblaasjes. Een dolfijnenmaag kan uit meer verschillende compartimenten bestaan, zoals ook bij sommige hoefdieren op het land voorkomt. In tegenstelling tot hen zijn dolfijnen echter geen herkauwers. Niet alle soorten dolfijnen hebben een galblaas en een blinde darm. Ook hun lever is niet gelobd. De nieren zijn groot en hebben veel aparte lobben.
Tanden
|
De tanden van dolfijnen zijn speciaal interessant omdat ze in veel opzichten verschillend zijn van die van andere zoogdieren. Alle soorten hebben tanden, hoewel heet aantal van soort tot soort verschilt. Sommige dolfijnensoorten hebben wel tot 252 tanden terwijl het andere uiterste ligt bij soorten die niet meet dan 4 tot 14 tanden hebben.
Dolfijnentanden zijn niet gedifferentieerd tot snij- en hoektanden, snijkiezen en kiezen, zoals het geval is bij de meeste zoogdieren. In plaats daarvan zijn ze kegelvormig, een ideale vorm om iets snel mee te grijpen. Dolfijnentanden beginnen zich a; voor de geboorte te vormen en breken door als het kalf een paar weken oud is. Dolfijnen hebben maar één gebit, ze behouden hun eerste tanden (ook wel melkgebit genoemd) voor de rest van hun leven.